Het haar werd vaak gekapt en ook geverfd in geel, zwart, oranje, grijs, blauw, roestkleur, wit of verschillende tinten tegelijkertijd.

Voordat ze ingewijd werden droegen meisjes of gekleurde krullen of hadden hun hoofd geschoren op twee krullen na. Jongens waren voordat ze werden ingewijd kaal op een of twee rechtovereind staande kuifjes.

Vrouwelijke leiders droegen een groots statig kapsel. Maar de meeste andere vrouwen hadden kapsels die lang niet zo opzichtig waren als dat van hun man. Ze hadden geschoren hoofden of hun haar kort geknipt in gelijke lengtes, soms met daarop een dunne cirkel geverfd in roestbruin of geel.
Het haar van de man was een symbool van zijn mannelijkheid en sociale stand. Mannenkapsels waren vaak duidelijk buitensporig en pronkerig.

Kappers werden gebruikt voor het opdoffen en vormen van de mannenharen en voor feestelijke gelegenheden werden de hoofden nog uitvoeriger opgedoft. De hooggerangschikte leiders hadden hun eigen speciale kapper en hun kapsels staken met kop en schouders boven de rest uit. Kapsels werden ook versierd met schelpen, twijgen en bloemen, de meer prominente leiders droegen ook stoffen tulbanden.